Lammert Smit, zoon van Harmen Smit. Hij moest niet veel hebben van het romantiseren van het leven op Schokland. De eenzaamheid had hem, naar eigen zeggen, zelfs een beetje mensenschuw gemaakt. Hij werkte als sleepbootkapitein vanaf het begin mee aan de inpoldering van de Zuiderzee (kreeg daar nog een lintje voor). De nieuwe bewoners van de polders die hij had helpen droogleggen zagen zichzelf als moedige pioniers. Lammert had daar zo zijn eigen gedachten over:
“Ik moet wel lachen als ik al die verhalen lees van mensen die in Lelystad en Almere ‘gepionierd’ hebben. Voor een stadsmens is het wellicht heel wat om midden in zo’n rimboe te leven, maar ik was vroeger niet anders gewend. Op Schokland woonden we met vijf gezinnen. ’s Winters was je van de buitenwereld afgesneden en moest je je maar redden.”. Volkskrant 1977
Lammert in matrozenpakje, rond 1922. Zie oorspronkelijke foto met opa Lammert en Harm Smit, zijn vader.
Lammert’s vader had het beheer over de visafslag waar op één dag soms wel 14 ton haring aangevoerd werd. Lammert fungeerde regelmatig als vervanger van een viskoper uit Kampen. Telefonisch was er vooraf en zonodig ook tussentijds overleg over de maximale prijs. De viskoper bespaarde zo veel tijd en voor Lammert was het een mooie manier om wat geld te verdienen.
Bron: Harry Smit, zoon van Lammert
Geschilderd door dochter Titi Smit
De mensen gaan drie keer per jaar op vakantie maar ze blijven klagen
“We hebben het altijd goed gehad; financieel hebben we ook nooit te klagen gehad. Maar we verlangen ook niet meer! Velen zijn ontevreden. De mensen gaan drie keer per jaar op vakantie maar ze blijven klagen. Ze stemmen zelfs op de Centrum Partij. Begrijp je dat nou?” Lelystads Dagblad, 1984
Dat waren kerels die nergens tegenop zagen
“De tijd dat het IJsselmeer nog Zuiderzee was; een prachtige tijd! Met al die vissersschepen en die vissers , van wie ik me velen nog precies voor de geest kan halen. Dat waren kerels die nergens tegenop zagen, echte vakmensen, vaak wel een beetje ruw in de mond, maar ze voelden zich afhankelijk van God en leefden dicht bij de natuur . Trouw, 1977
Ambtenaar te saai
“M’n vader had toen ik twaalf werd, een sloep gekocht, waar ik de boten met riet en hooi mee opdrukte. Hij hoopte dat ik het duw- en sleepwerk leuk zou vinden en geen ambtenaar zou willen worden. Hij vond dat te saai voor zijn zonen.” Flevolander, 1985
Loffelijke getuigschrift uitgereikt aan L. Smit
voor den menschlievendheid en den moed, door hem betoond bij de redding van een vrouw uit de Nieuwe Haven te Urk op 17 september 1941.
Even opscheppen videootje
Anna, zijn vrouw (links) met haar zus Riek
Anna Dijkstra (1914-2016), trad in het huwelijk met Lammert in 1942
Uitreiking zilveren eremedaille verbonden aan de orde van Oranje-Nassau. Opgespeld door staatssecretaris van Hulten. 1977
Interviews, rond de tijd van Lammert zijn pensionering
De heer van het eiland
Citaat uit de Flevolander, Lammert Smit: “M’n vader was een goed christen maar was bang voor de verkeerde buitenwereld. In de ‘Schokland-trilogie’ komt een gedeelte voor dat op ons gezin slaat. De schrijver woonde een half jaar op Schokland en beschreef toen m’n vader als een soort tiran. Voor de buitenwereld moet dat zo geleken hebben, wij als kinderen hebben dat nooit zo ervaren. Wel vond ik het verschrikkelijk dat m’n vader me niet van het eiland af wilde laten gaan. Ik was dan ook blij toen bekend werd dat Schokland tot de polder zou gaan behoren, vertelt Smit.”
Het betreft de schrijver Pieter Terpstra en het boek “De heer van het eiland”. Gerrit Broezer is in het boek de tiran en zijn zoon Paul is verbitterd. Hieronder een fragment uit het boek met daaropvolgend een vermoeden hoe Terpstra wellicht gebruik heeft gemaakt van de werkelijkheid op Schokland.
Pieter Terpstra
“De schippers willen graag op zichzelf zijn, zegt mijn vader altijd. Ze komen bijna nooit bij ons in huis. Alleen ’s zondagsmorgens als hij z’n preek houdt. De bitterheid waarmee Paul sprak ontging Martha niet. ‘Je hebt veel tégen je vader,’ zei ze. ‘Maar vannacht heb ik toch respect voor hem gekregen.’
‘In de de huiskamer?’ vroeg hij schamper. ‘toen hij beslist voor ons allemaal wilde bidden?’ ‘Ja,’ zei ze. ‘Vooral toen. Ik vind je vader een moedig man. Hij durft te getuigen, óók als er mensen zijn van wie hij weet dat ze misschien met hem spotten. Ik vind dat dat die ingenieur Van Noort zich schandelijk heeft gedragen.’ ‘Die ingenieur Van Noort,’ zei Paul, ‘heeft veel van de wereld gezien. Daar krijg je een ruimere blik door.’ Die opmerking beviel haar niet; hij merkte het aan haar arm, die ze onwillekeurig een beetje terugtrok. Daarom zei hij nog: ‘Je moet me goed begrijpen Martha. M’n vader hecht aan dingen die altijd zo zijn geweest. Als hij bidt dan weet ik van te voren wat hij gaat zeggen. Vanavond wist ik precies wat we zouden gaan zingen. Ik weet óók van tevoren welke mensen hij wél en welke hij níet mag. Nee, de bewondering voor m’n vader is zo zoetjesaan niet zo groot meer.’ ‘Dat is een hard oordeel,’ zei Martha. (…) ‘Je had het zoëven over die ingenieur Van Noort,’ zei hij. ‘Ik heb hem vanavond m’n werk laten zien. Ik geloof dat hij er wel wat in zag.’
‘O, dat is fijn, zei ze. Maar de druk van haar arm werd niet steviger.”“Gerrit Broezer zélf was voor in de vijftig; hij was niet jong getrouwd want op Schokland ontmoet je nu eenmaal niet veel vrouwen. Z’n vader was hier ook al vuurtorenwachter; hij had dus z’n hele leven op het eiland gewoond. Een gebruinde kop en donkere, strenge ogen, die verachtelijk keken als iemand iets zei dat de moeite niet waard was. Dat was Gerrit Broezer, de heer van het eiland.”
Gerrit Broezer, de tiran, lijkt niet op Harm Smit, de vader van Lammert Smit. Gerrit Broezer lijkt meer op Jan Spit, de havenmeester, die beschreven wordt als een bijzonder plichtsgetrouwe en serieuze man.
Harmen Smit heeft wél een opvallende gelijkenis met Freek Mulder, de beheerder van de visafslag in het boek. Harmen Smit woonde inderdaad naast Jan Spit en was beheerder van de visafslag, zoals beschreven in dit fragment:
Naast hem woonde Freek Mulder, de beheerder van de visafslag. Hij was ruim dertig jaar, afkomstig van Urk en streng opgevoed. Maar het was of hij zich op Schokland vrijer voelde, los van de nauwlettende Urker gemeenschap. Hij erkende Broezer volkomen, luisterde naar wat hij zei, maar de woorden hadden niet veel vat op hem. Hij ging vlot en gezellig met de vissers om, hield van een goede grap en een borrel. Soms kwam hij wat laat terug van één van de schepen, maar thuis vond hij een vriendelijke vrouw, die zich óók wel op het eiland thuis voelde en heel gelukkig was met haar drie jonge kinderen.
Janke Holtland, een kleindochter van Harmen Smit, weet nog goed hoe haar moeder reageerde op de verhalen van Terpstra.
In dat Terpstra boek heeft die zoon Paul ook verkering met de schooljuf van het eiland. Iets wat dus qua leeftijd al helemaal niet kan kloppen. Ook dit is dus gefantaseerd.
Het boek stond eerst als vervolgverhaal in de NCRV-gids. Dus vrijwel al onze bekenden lazen het en mamma werd er steeds kwaaier over dat Terpstra zo zijn fantasie op hol had laten slaan maar de indruk gaf dat het echt over haar familie ging.
Herinner me dat ze een keer een hele nacht een boze brief aan Terpstra heeft zitten schrijven maar de volgende dag zei ze dat ze door die brief alle kwaadheid van zich afgeschreven had, dus versturen was niet meer nodig En ze heeft hem toen in de kachel gegooid 🙂 🙂
Het is duidelijk dat Terpstra (schrijver van de detective-reeks Havank na het overlijden van de oorspronkelijke auteur Hans van der Kallen) losjes gebruik heeft gemaakt van zijn ervaringen op Schokland. De tiran, Gerrit Broezer, lijkt in elk geval absoluut niet op Harm Smit (strenge ogen die verachtelijk keken, zijn afkeer van Volendammers, Harm Smit kon juist goed opschieten met de Volendammers). Terpstra wilde een boeiende roman schrijven en gebruikte zijn half jaar op Schokland als inspiratiebron. Dat half jaar viel in de periode vlak voor de drooglegging van de Noordoostpolder. Een spannende tijd en ook de tijd dat ir. Klasema geregeld Schokland bezocht (1940, Klasema rechts op de foto).
Ingenieur Klasema
Het is aannemelijk dat Terpstra de ingenieur heeft ontmoet en het is zeer wel mogelijk dat Klasema model heeft gestaan voor ir. van Noort in het boek.
Ingenieur Klasema
Klasema was in die tijd een jonge ingenieur die door pa werd rondgevaren. Er ontstond een bijzonder goede band tussen die twee. Ir. K. werd later hoofd van de dienst Zuiderzeewerken. Het zou mij niet verwonderen dat papa mede door de goede relatie met Ir K. tot het einde van zijn werkzame leven zich met zijn boot heeft kunnen verhuren.
Zelfs bij de bestedingsbeperking in 1957 toen alle werkzaamheden van de Zuiderzeewerken werden stilgelegd werd het huurcontract niet opgezegd.”
Marten Klasema woonde op één van de woonarken in de werkhaven op Urk en was tijdens de Tweede Wereldoorlog actief in het verzet in de polder. Hij was een bijzonder sportief figuur en werd uitgezonden naar de Olympische Spelen en nam vier keer deel aan de Elfstedentocht. Zie Ir. M. Klasema-boom
Lammert was ook een goede schaatser maar in Klasema moest hij zijn meerdere erkennen:
“Klasema en pa schaatsten vanuit Kampen naar Schokland. Er stond een harde wind en pa kon Klasema alleen met heel veel moeite bijhouden. Toen ze aankwamen hield hij zich groot maar zijn kleren waren kleddernat van het zweet.Ma zei altijd dat pa heel goed kon schaatsen. Hij was een keer van Schokland naar Friesland geschaatst en kwam bij de Singel, daar woonde ze toen nog, ’s avonds laat aan (het kan ook vanaf Lemmer geweest zijn want daar lag de Ens ook wel eens). Ze vond het ook zo knap dat hij de weg kon vinden op die bevroren wateren en precies bij haar uitkwam.
Klasema was dus een atleet, zelfs naar de olympische spelen uitgezonden en vier keer de Elfstedentocht gereden. Nu vind ik het nog knapper dat hij samen met Klasema ging schaatsen en hem bijhield.
Sleepboot Ens aan de haven van Emmeloord, in dienst van de Zuiderzeewerken. De sleepboot had een complete make-over ondergaan om als directieboot te fungeren.
Zo fel als zus Trientje heeft Lammert niet op de verzinsels in het boek gereageerd. Gezien het citaat in de de Flevolander lijkt het er zelfs op dat Lammert zich toch een beetje heeft herkend in Paul, de zoon van de “tiran”. Die zoon spreekt met bewondering over een ingenieur die veel van de wereld heeft gezien en daardoor een ruimere blik heeft gekregen. Die ruimere blik heeft Lammert op het eenzame Schokland gemist, zelfs zo dat hij er naar eigen zeggen mensenschuw van was geworden. De goede band die hij kreeg met ingenieur Klasema, een man van de wereld, moet daarom veel voor hem hebben betekend en zal er aan hebben bijgedragen dat hij zich herkende in het boek van Terpstra.
Lammert ervoer zijn vader zeer zeker niet als een tiran. Die stond juist bekend als een bijzonder aardige en sociale man. Het plakkaat op de havenmeesterswoning vermeldt dat zelfs (inclusief de vermelding dat de eerste havenmeester minder sociaal was).
Klasema, Terpstra en Lammert waren alle drie ongeveer van dezelfde leeftijd, begin dertig. Jonge kerels, in de bloei van hun leven, die ten tijde van de oorlog elkaar op Schokland ontmoet hebben. Terpstra verbleef een half jaar op Schokland, kort voor de drooglegging van de polder.
Familiefoto’s
Verlovingsfoto
Trouwfoto – 1942
De (sleep)boten
Lammert: “M’n vader had toen ik twaalf werd, een sloep gekocht, waar ik de boten met riet en hooi mee opdrukte. Hij hoopte dat ik het duw- en sleepwerk leuk zou vinden en geen ambtenaar zou willen worden” (met die sloep is waarschijnlijk níet bovenstaand sleepbootje bedoeld. Dat sleepbootje zal later zijn aangekocht).
Lammert bouwde veel modelscheepjes, waaronder zijn eigen sleepboot “De Ens”.
De Ens werd gefinancierd door vader Harm Smit. De sleepboot levert Lammert een goed inkomen op maar als “kleine zelfstandige” klaagde hij wel zo nu en dan. Zijn klacht was dat het pensioen waar hij “krom voor had gelegen” door geldontwaarding niets meer waard was. Lammert had een hekel aan de ARP (dé partij voor gereformeerden). Op een partijbijeenkomst in Enkhuizen werd Lammert door het plaatselijke ARP-bestuur gehoond omdat hij zich afvroeg wat Nederland nog in Indonesië te zoeken hadden. Voor Lammert de laatste keer dat hij bij zo’n partijbijeenkomst aanwezig was.
Lammert had in dienst van de Zuiderzeewerken een makkelijk leven. Dat werk was onvergelijkbaar met het hachelijke sleepwerk van een rij binnenvaartschepen de Rijn op zoals in de begintijd van zijn carrière als sleepbootkapitein. Hij stond dan doodsangsten uit en nam het zijn vader later altijd nog kwalijk dat die zijn zoon zonder leerschool op een sleepboot heeft gezet. In dienst van de Zuiderzeewerken vervulde Lammert meer de taak van een taxiboot. Zijn hart bloeide op bij een “sjouwtje“. Wanneer er een schip op het Enkhuizerszand strandde mocht hij dat lostrekken. Dan was het feest bij het gezin Smit want zo’n sjouwtje (onverwacht kortdurend werk voor een sleepboot of bergingsvaartuig) leverde veel geld op.
Eerste modelscheepje dat Lammert bouwde, zo goed als zeker gebouwd in de strenge winter van 1928/1929.
Geen botter maar een Schokker (Skeut op z’n Urkers)
De Ens wist in januari 1940 zelfs het landelijke nieuws te halen:
BRAND IN DE „ENS.”
Vorige week Vrijdag heeft een brand gewoed in het vooronder van de sleepboot van de gebr. Smit. De monteur Ekkelekamp, die op de daarnaast liggende „Ostera” aan het werk was, dacht dat Lamert beneden was en misschien door de rook bedwelmd. Hij liet zich in de vlammen zakken, maar gelukkig er was niemand aan boord. Het overige personeel van de „Ostera” wist door een gat in het ijs te hakken, voldoende water te krijgen om het vuur te blussen. De schade is groot.
Verbazingwekkend dat een brandje op de sleepboot Ens het landelijk nieuws haalt… tot blijkt dat een verslaggever van Het Volk in de winter van 1940 een bezoek brengt aan geïsoleerd Urk, op de weg er naartoe een nat pak haalt en achter de kachel de “De Oprechte Urker” leest en daar dan (ongepast) ironisch verslag van doet.
Sleepboot Emmeloord (de tweede Emmeloord dus), aangekocht door Lammert in 1953 en verkocht in 1960 aan Dirk Snoodijk. De “Emmeloord” was een stoomsleper gebouwd in 1901 als “Haarlemmermeer 1”.
Ook de Emmeloord wist het landelijke nieuws te halen:
Verslag omtrent het verdrinken van kapitein B. Zwiep van de motorsleepboot „Emmeloord” op het lJsselmeer.
De Commissie Binnenvaart-rampenwet heeft onderzoek ingesteld omtrent het verdrinken van kapitein B. Zwiep van de motorsleepboot „Emmeloord”‘ op het lJsselmeer op 2 december 1956, te omstreeks 21.30 uur. jI De commissie kreeg de beschikking over een proces-verbaal, opgemaakt door de rijkspolitie te water, post Harderwijk, met verklaringen van: 1. Willem Jozeph Wemmer, schipper op de „Esperance”; 2. Janus van Anker, .matroos op de „Esperance”; 3. Andries Kaptijn. matroos op de sleepboot „Emmeloord”.
Dit was een heftig drama. De zoektocht naar het lichaam van Berend Zwiep nam dagen in de beslag. Paragnost Croiset werd ingeschakeld en ging met sleepboot de Ens op zoektocht naar het lijk. Lammert sprak later met minachting over Croiset, vond hem een charlatan. Hij wist dat de plaats die Croiset aanwees vanwege de heersende wind niet kon kloppen. Het lijk werd uiteindelijk gevonden in de buurt van Marken.
Berend Zwiep was een zeer gewaardeerde kapitein maar de volgende zetkapiteins leverden Lammert nogal wat ellende op. Lammert reed eens op een zaterdag witheet naar Rotterdam want de kapitein van de Emmeloord was niet op komen dagen. Lammert zijn achtjarige dochter ging op dringend verzoek van Anna mee in hoop dat het dochtertje kalmerend zou werken. Er zijn toen geen doden of gewonden gevallen maar na dit voorval heeft Lammert wel snel de Emmeloord verkocht.
De Ens en de Emmeloord na al die jaren gebroederlijk naast elkaar. De huidige eigenaren van de Ens en de Emmeloord hebben elkaar gevonden en zijn de geschiedenis van de twee sleepboten gedoken. Beide boten krijgen hun Schokker namen terug.
De Ens is nu een “varend monument“, de Emmeloord is nog volop in bedrijf.
Foto’s Rob en Anro Groen
Zie verslag van de “Ens-Emmeloorddag” op 22 juni 2024
Op die dag ontmoetten de huidige trotse eigenaren van de Ens en de Emmeloord drie generaties van de familie Smit, waaronder twee Lammerts: Lars en Reinout.
Zoon Harm Hendrik, trotse eigenaar van de sloep “Ens 2”